In de jaren zeventig werd er nog volop gediscussieerd. Vooral over politiek. Ik deed er volop aan mee. Het was de tijd van Joop de Uyl, Nixon, Vietnam, de USSR. Ik kan mij nog herinneren dat mijn tante een vurig pleidooi hield ter verdediging van Fidel Castro. En Mao. Dat waren bepaald geen lieverdjes, maar ze stonden voor een radicaal socialistisch ideaal, dat destijds door velen, ook in Nederland, werd omarmd. Het was totaal geen probleem om te sympathiseren met volstrekt ondemocratische systemen. Ik moet hier vaak aan denken. Wie het nu in zijn hoofd haalt om met een ISIS-vlag op de Dam te gaan staan, wordt gearresteerd. Maar wat is nou eigenlijk het verschil? Niets. Alleen de tijdsgeest is veranderd, en daarmee onze definitie van wat goed is en wat fout. Janmaat en Glimmerveen werden veertig jaar geleden in Nederland justitieel vervolgd voor hun opruiende taal tegen allochtonen. Geert Wilders wordt er binnenkort de grootste partij van Nederland mee. Het tij is veranderd. Onze ‘vrijheid’ van meningsuiting is dus niet absoluut, maar afhankelijk van het ‘Volksempfinden’ op enig moment. Dat is eng. Ik ben voor het absoluut vrije woord. Iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil, ook al is het levensgevaarlijk, beledigend of ondemocratisch. En dat geldt ook voor ISIS-freaks. Ik heb nog steeds de hoop dat onze samenleving hiertegen opgewassen is. 16|01|2015