Sinds mijn vroege jeugd kan ik slecht tegen mijn verlies. Met het klimmen der jaren, en door schade en schande wijs geworden, is deze kwalijke eigenschap inmiddels redelijk afgezwakt. Maar verliezen met schaken vind ik nog steeds vreselijk. In mijn ogen betekent dat namelijk dat iemand anders slimmer is dan ik. En dat doet nog steeds pijn. Toen mijn kleine neefje mij onlangs uitdaagde voor een partijtje schaak hield ik de boot vakkundig af. Het kereltje kijkt namelijk ontzettend pienter uit zijn ogen. Ik vermoedde dat hij bloed rook. Een schaak-verlies van een twaalfjarige zou een tweede midlife-crisis kunnen veroorzaken. Ik gaf het joch gauw een ijsje en zette hem op de brommer. De crisis was afgewend. 30|07|2015